Ik heb eindelijk de tijd en de moed gevonden om alleen naar
Parijs te gaan. Ik parkeer de auto in het bos waar zich ook een schattig
stationnetje bevindt, en maak een prachtige treinreis door het groene deel van
de rand van Parijs. Alles geel rood en oranje. Waarschijnlijk is het mijn
gekleurde bril, maar de herfst is hier spectaculair.
Montmartre is het doel. Ik stap uit op Pigalle en besluit eerst even te petit dejeuneren bij Le Coquelicot. Ik trotseer de kou en plaats mijzelf buiten op het terras. Vanaf mijn klapstoeltje heb ik uitstekend zicht op de straat. Ik zie de zigeunerbedelaars uit een busje stappen en hun posities innemen. Een vrouw met een jongetje voor de kerk, een andere vrouw voor de ingang van de metro. De dames schikken hun hoofddoekjes voor een extra deerniswekkend effect.
Kranen staan open zodat het water langs de goten stroomt. De straatvegers zijn nu aan de beurt om met hun met plastic bezemstelen type ‘ heks’ alle bladeren op een hoop te vegen.
Verder op worden de platanen gesnoeid. Om te voorkomen dat
de schoolgaande kinderen of de oude dametjes met boodschappenkarretjes
bedolven raken, regelt de voorman het verkeer. Geen getoeter geen gescheld.
Blijkbaar is niemand nog echt wakker. Mijn café au lait, stokbrood en
confituur arriveren. Ik heb eerlijk gezegd een hekel aan brood met jam. Maar ik
vond die franse kinderen vorige keer zo leuk met hun enorme koppen chocolademelk
waarin stukjes stokbrood dreven. Ik verlang ook naar zo’n bak.
Om het authentiek te doen lijken, laat ik ook een stukje stokbrood in mijn café au lait drijven. Tot mijn verbazing maken Japanse toeristen een foto van het terras met mij erbij.
Om het authentiek te doen lijken, laat ik ook een stukje stokbrood in mijn café au lait drijven. Tot mijn verbazing maken Japanse toeristen een foto van het terras met mij erbij.
Ik zit te vernikkelen en ga toch maar binnen zitten. Nadat
ik halverwege mijn koffie ben, komt er een Amerikaans koppel de bakkerij
binnen. Hij, een grote oude man met flink postuur, kijkt likkebaardend de
winkel rond. ( Ik introduceer ze vast voor ik het vergeet: Steve en Sylvia uit
New York) Hij ziet de lege plaatsen naast mij en maant zijn partner naast mij
te gaan zitten. Ik zie dat de enorme bak koffie ook op hem een enorme
aantrekkingskracht heeft. Even waan ik mij in ‘the movies’ wanneer hij
daadwerkelijk uitroept: Sylvia, I’m having what she has! De
serveerster komt aangedrenteld, waarna Steve wat hulpeloos naar mij
opkijkt. En omdat ik geen mogelijkheid tot Frans oefenen aan mij voorbij laat
gaan, help ik hem met zijn bestelling. We besluiten alleen het stokbrood te
verruilen voor Brioche.
Tot zijn teleurstelling komt de serveerster niet terug met zo’n omgekeerd gerimpeld rokje met een extra bobbel er bovenop. Het zijn gewoon twee plakjes van een groter brood. Dat er ook geen jam bij zit, doet voor Steve de deur dicht. Ik bied hem mijn jam aan. Vanaf dat moment zijn we vrienden voor het leven! Een uur later, nadat we ook nog onze visie op allerlei wereldvraagstukken hebben uitgewisseld (we constateerden dat er geen financiële crisis bestaat sinds ik geen kranten meer lees en zij geen elektriciteit hebben) verlaat ik opgewarmd en vrolijk de Klaproos.
Ik was bijna vergeten dat ik in de trein was gestapt
om Musée Montmartre te bezoeken. Gelukkig pak ik nog even door
en klim de berg op. Het museum blijkt de volgende verrassing van de dag te
zijn. Ik krijg daar een beeld van de buurt waar de vele grote
impressionistische schilders als armoedzaaiers hebben geleefd. Het is een
museum waar je een beetje op je knieën doorheen moet. Als je te hard loopt, dan
mis je de details. Ik raak geïntrigeerd door de foto’s van de berg voor en
tijdens de bouw van de Sacré Coeur, een menu met wat er in die tijd
in de etablissementen werd geserveerd
mmm, pens en oortjes!
en.......de forse danseressen uit de
beginperiode van de Moulin Rouge.
Het allermooiste was misschien wel
mijn entree. De meneer achter de balie vraagt bij binnenkomst of hij mag noteren
waar ik vandaan kom. Ik zeg: 'Uit Nederland, maar ik woon in een dorpje hier in
de buurt'. Ik noem de naam van het dorpje. Waarna hij uitroept: 'Mais,
vous êtes Parisienne!' En ik denk dat hij die dag een beetje gelijk
had.