Om ergens te komen moet ik hier vaak door een bos. Op de een
of andere manier voelt dat altijd als een beetje thuis. De weg door het bos
doet mij denken aan die door het Amsterdamse bos langs de Geitenboerderij. Er
loopt zowaar aan weerszijden een fietspad langs. Het pad is
gemarkeerd door echte fietspad borden. Zelfs het bord dat attendeert op
overstekende paarden en en ruiters, is identiek aan dat in Amsterdam.
Op een dag ben ik op zoek gegaan naar uitgezette
wandelpaden. Dan wist ik alvast iets als we als gezin in het weekend het bos in
wilden. Bij de rechterparkeerplaats vond ik niets. Ik wandelde een beetje
rond in de hoop een afgezaagd paaltje te vinden met een rode, groene
of gele bovenkant. Niets. Op bomen vond ik ook geen teken. Ik zag wel
mountainbikers in de inmiddels bekende neonpakjes buiten de paden crossen.
Links en rechts werd ik ingehaald door een hardloper met haarband en
oorklepjes. Ik was blijkbaar te eng om te begroeten. Want iedereen hield zijn
blik strak vooruit.
Ik verwachtte aan de overkant meer kans te hebben, omdat
daar zo´n klassiek houten bord stond op palen met een afdakje. Ik begaf mij,
heel Frans, per auto naar de overkant om het bord te bestuderen. Ik vond er een
prachtige uitleg van de flora en de fauna in het bos, maar geen wandelingen.
Dat is blijkbaar iets dat we in Nederland doen om de enorme toeloop van
wandelaars in het weekend te reguleren en in Zwitserland om niet drie dagen in
de bergen te verdwalen.
Geen pad, dan maar gewoon in het wild een rondje lopen,
dacht ik. Op dat moment hoorde ik uit het bos het geluid van een doedelzak komen.
Nou staat er op mijn programma nog steeds dat ik op zoek moet naar een
trekzakleraar alhier. En doedelzakken en trekzakken, weet ik, hebben in
Frankrijk veel met elkaar te maken. Als ik vandaag geen wandelpaden zou vinden,
dan zou een trekzakleraar ook een goede buit zijn.Ik zag door de bossages een
open plek. Op die plek stond een lessenaar met daarachter een man in een
Bretonse streeptrui doedelzak te spelen. Ik kon in de gauwigheid niet opmaken
of het hier nu ging om een musette, cornemuse, veuze, cabret, boa, chabret, grande
bourbonnais of een biniou.
Want Frankrijk kent veel vormen van dit instrument. Hij speelde Franse dansmuziek
en stopte meteen zodra hij mij zag verschijnen. Mijn Frans was toen nog zo
roestig, dat ik alle ‘chitchat’ en andere verplichte Franse formaliteiten maar
achterwegen liet en meteen probeerde te achterhalen of hij ook trekzakkers
kende die lesgeven. Enigszins stotterend begon hij allerlei namen te noemen van
troups en andere ensembles.
Tegelijkertijd bedacht ik mij hoe curieus deze
situatie eigenlijk was. Mijn Bretonse doedelzakker kiest een plekje in het woud
om zijn buren niet te irriteren en wordt beslopen door een vrouw op hoge hakken
die zegt: Hallo, ik ben nieuw en waar is hier een trekzakleraar? Ik vermoed
zelf dat ik eigenlijk zei: "Tot ziens, ik zijn nieuw en waar worden hier
de trekzakleraar?"
Hij pruttelde nog wat na, pakte zo snel mogelijk zijn
doedelzak in en verdween in het bos. Achteraf lukte het mij niet om een van de
namen die hij noemde te achterhalen en heeft de hele excercitie niets
opgeleverd. Behalve waarschijnlijk een doedelzak speler die vanaf nu tijdens
het spelen in het bos iedere minuut achterom kijkt om te zien of hij niet weer
wordt beslopen door een dame op hakjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten