Ik vermoed dat we
dankzij de contacten van onze Franse juf een bezoekje mogen brengen aan Ferrandi.
We worden ontvangen in een wat ongezellig lokaaltje waar we een nog veel ongezelliger
witte wegwerpjas krijgen aangeboden. Als makke lammetjes trekken we het aan.
Niemand is van plan zich hierdoor een kijkje in de keukens van een
van de beste kookscholen van Frankrijk te laten ontzeggen.
Zoek mijn Franse juf!
Het gebouw is enorm. Het heeft zeven
verdiepingen en huist 3200 studenten. De lessen worden voornamelijk in het
Frans gegeven, dus als je hier professioneel wilt leren koken, dan moet je het
Frans wel beheersen.
Onze gids, een docent aan de school, steekt
van wal met een opsomming van zijn cv. Ik kijk er niet meer van op. Men haalt
hier graag zijn titels uit de kast bij een eerste kennismaking. En op de een of
andere manier klinkt het hier normaal. Niks opschepperij. Men zet gewoon even
een paar piketpaaltjes uit. Zo van: nu weet je wat ik heb bereikt, dus
weet je wie ik ben. Ik ben onder de indruk dat deze man aan de fornuizen van sterrenrestaurants
heeft staan zweten en nu de leerlingen begeleidt bij de vele concoursen die hier
natuurlijk ook heel belangrijk zijn.
Als moeder de gans leidt hij ons door de
gangen. Ze zien er echt uit als in een school. Saaie witte muren, stenen
vloeren en her en der kluisjes. De keuze voor kleuraccenten op de houten
sponningen was jaren geleden en vogue. Maar achter elke deur die hij opent
verschijnt een keuken. Allemaal verschillende keukens. De hotelkeuken, een
keuken voor een klein restaurant, een patisserie-boutique en patisserie-restaurant.
Aan de geuren herken je snel wat wat is. In de hotelkeuken ruikt het
nog naar ontbijt. Ze zijn er bezig met het pocheren van eieren. In de
restaurantkeuken braden ze al gevogelte voor de lunch. In de patisserie-restaurant
ruiken we het aroma van geraspte sinaasappelschil. Via de bakkerij waar net
brioches, croissants en galettes uit de oven komen,
arriveren we in het atelier waar pubers zwoegen op marsepeinen figuren en het
spuiten van sierletters in chocolade. Onze magen knorren.
Ik weet niet waarom, maar we worden overal
vriendelijk begroet en te woord gestaan. Er is een keuken die in tweeën is
gedeeld door een tussenruimte met ramen die uitzicht biedt op beide keukens. In
de tussen ruimte bespieden twee meesterkoks de leerlingen. Het blijkt dat links
de eerstejaars het gevogelte braden en rechts de tweedejaars de mise en place
voorbereiden zodat het geheel later op het bord kan worden geassembleerd. We
lokken de heren uit tot een soort van Frans gesprek.' Wat voor vogel is het?
Dit kan nooit een ordinair kipje zijn.' Het kipje krijgt de heren lekker
aan de praat. Ze tonen lijsten met het menu van deze maand. Ik zie alleen al
voor bij het dessert zes verschillende 'toetjes' staan. Zoek voor de
lol eens op 'Opera gateau' en je ziet dat ik het hier niet heb over een
vlaflip. De heren leggen uit dat de leerlingen het hele menu na een maand
moeten kunnen koken. Ik kijk rond. Waar zijn hier de kookboeken? Pardon? De
leerlingen koken het natuurlijk 'par coeur'. Nou kook ik ook met mijn hart,
maar deze heren bedoelen natuurlijk 'uit het hoofd' .
Tap, tap, tap. We lopen richting het
geluid. Nu we dichterbij komen is het meer 'donk donk donk'. Onze gids opent de
deur van een kleine ruimte. Grote knullen houden met zijn tweeën een enorme
paling in bedwang. Zo'n monster heb ik nog nooit gezien. Een stokbrood is er
slank bij. Het gevaarte verzet zich heftig, maar de knullen hebben een missie.
Ze wikkelen het beest in een soort anti-slipdoek en knallen samen de kop
zo'n tien keer tegen de rand van het roestvrijstalen aanrecht. Geen
idee of het beest dood is, maar daar krijgt hij zelf ook niet de tijd om zich
dat af te vragen. Want hup, zijn kop ligt er al naast en verdwijnt in de poubelle.
Zijn lijf kronkelt onverstoorbaar door, maar de koks in spé kennen
geen pardon en trekken over de lengte een jaap in zijn vel en helpen het
monster meteen uit zijn jasje. Zonder kop en nakend, kronkelt hij nog een
tijdje na. Mijn gezelschap siddert. De knullen krijgen wat aanwijzingen van de
meester en werpen zich dan weer op het volgende slachtoffer. Beng, beng,
beng. De groep deelt zich resoluut in tweeën. Mijn Indiase klasgenoot,
die nog nooit een stuk vlees heeft gegeten, spoedt zich naar de gang.
Daar wordt ze bijgestaan door een lieve Vlaamse vegetariër en andere
dames die alleen vlees eten in de vorm van hamburgers. Daarentegen staat
mijn Spaanse klasgenoot er vol bewondering met haar neus bovenop en stelt
honderd vragen. Lisa, mijn kleine Lepcha-klasgenoot, blijft foto's schieten als
een oorlogsfotograaf aan het front. Ergens in het midden zweef ik, en geniet
ervan te zien hoe de keuken zoveel bloot geeft over de roots van mijn
klasgenoten.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten